Geld

Weeffoutje in het geldsysteem

U weet dat ons geldsysteem een rente component kent. U krijgt immers 2% rente op uw spaarrekening en als u rood staat op uw creditkaart, dan kost u dat 19% rente op jaarbasis.
Door de rentecomponent wordt alles duurder. Immers rekenen de overheid, producenten, leveranciers, tussenpersonen, de bank etc. etc. allemaal met de rentecomponent in gedachte.
U moet ook weten dat IEDERE euro die u in uw portemonnee heeft in feite een rentedragende schuld aan de Centrale Bank is. Het is immers niet uw geld. Het is geld van de Centrale Bank en u mag het gebruiken. De overheid betaalt de Centrale Bank daarvoor een rente.
Nu denkt u mogelijk dat de rente component in ons dagelijkse leven dus hooguit een procent of twee tot drie is.
Helaas is dat niet zo. Doordat iedereen met die rente te maken heeft, is het totaal aan kosten vanwege de rente maar liefst 35 tot 40% van het Bruto Nationaal Product.
Twee vijfde van wat we doen gaat op aan rente!
Professor Margit Kenndy en Helmut Creutz komen tot die conclusie vanuit rapporten die zijn uitgegeven door de Bundesbank.
Ons geldsysteem kent enkele weeffoutjes, een nette manier om te zeggen dat het één grote Ponzi fraude is. Door de rente component gaat steeds meer rijkdom naar de banken. Uiteindelijk worden die zo rijk dat ze heel de economie beheersen. Een situatie die niet zo heel ver van de huidige realiteit verwijderd is. Immers zijn de meeste bedrijven al met handen en voeten gebonden aan de banken. Door de hefboom waarmee banken mogen werken, hebben ze maar een paar miljard vermogen, maar ze controleren daarmee honderden miljarden… per bank.

Bron: Tom Lassing


Het huidige geldsysteem is al in de 18e eeuw uitgeprobeerd


Eigenlijk is deze titel wat misleidend, maar lees aub tot het einde. De geschiedenis herhaalt zich niet letterlijk, maar rijmt telkens weer. Hier is een voorbeeld van rijmen. We kunnen dus min of meer weten wat de toekomst zal zijn.
Het dollarsysteem is gebaseerd op de import van goederen door de VS en de export van overheidsschulden uitgedrukt in dollars. Het mooiste voorbeeld is China. Het land heeft goederen geruild voor een massa aan Amerikaanse staatsschulden.

John Law, een schotse econoom in dienst van Frankrijk had een gelijkaardig plan. Het omzetten van staatsschuld in aandelen van een compagnie. De Mississippi Compagnie startte in 1717 met een kapitaal van honderd miljoen livres, in de vorm van 200.000 aandelen van elke vijfhonderd livres. Een kwart van het kapitaal moest contant betaald worden, de rest kon gebeuren met billets d’états, zeg maar overheidsobligaties. Hij stelde 12% aan dividend in het vooruitzicht.
Bij elke uitbreiding van de activiteit werden nieuwe aandelen uitgeven. Men mocht maar een nieuw aandeel kopen als men vier oude aandelen bezat. Dit stimuleerde de vraag.
Elke emissie kon betaald worden met staatsobligaties of papiergeld, niet met muntgeld. De staatsschuld smolt weg en de vraag naar aandelen groeide. De koers van de aandelen bleef stijgen. In 1719 was een aandeel 5.400 livres waard.
Kort op elkaar volgden een vierde, vijfde en zesde emissie, waardoor de koers daalde door het grote aanbod. Law bood aan de aandelen tegen 4500 livres terug te kopen en schaft de regel af dat men aandelen moest bezitten om er bij te kopen. Iedereen moest rijk kunnen worden.De aandelen werden 6.500 livres waard.
Wie ’s ochtens aandelen kocht, kon die ’s avonds met winst verkopen. Maar dat kon alleen blijven doorgaan als de kooplust aanhield en dat er steeds meer aandelen werden uitgegeven en geld werd gecreëerd.
Dienstbodes die de opdracht kregen van hun werkgever om aandelen tegen 8.000 livres te verkopen, deden dit tege 10.000 livres en staken het verschil op zak, wat hen op slag rijk maakte. Iedereen leek alleen maar rijker te worden. De goederenprijzen waren gemiddeld 75% gestegen, sommigen voedselprijzen waren verdrievoudigd.
Vooral buitenlanders begonnen eind 1719, begin 1720 hun aandelen letterlijk te verzilveren en verlieten Frankrijk. De vraag naar aandelen daalde. Handelaars werden opgetrommeld en mensen konden nu hun aandelen als onderpand voor leningen gebruiken om meer aandelen te kopen. In januari werd de koers 10.000 livres.
Op 1 april 1720 (zijn zo aprilgrappen ontstaan?) werd beslist dat de livres niet meer in goud en zilver kon worden omgewisseld. Een maand later was bezit van de edelmetalen verboden. Er werd eind juni meer livres uitgebracht. Het Franse publiek raakte in paniek. De livres en de aandelen werden massaal tegen goud en zilver gewisseld.
Tegen december 1720 was de bank failliet, moest Law berooid het land uitvluchten en was twee derden van de Franse staatsschuld verdwenen. De grote verliezers waren de houders van staatsobligaties.
Zal onderstaande vergelijking en tegelijkertijd voorspelling later juist blijken te zijn? Ik ben benieuwd.
De geschiedenis herhaalt zich min of meer. Vanaf 1971 kan de dollar niet meer tegen goud worden omgewisseld. Nu wordt meer en meer papiergeld in omloop gebracht. Veel niet-westerse centrale banken kopen massa’s goud op. Den aan de buitenlanders die hun aandelen letterlijk verzilverden.
Zelfs toen de buitenlanders met edelmetaal op zak de Fransen achterlieten met papieren aandelen en livres, stegen de koersen nog een laatste keer tot ongekende hoogten. Om daarna naar beneden te donderen met een sneltreinvaart.
Nu vraagt iedereen zich af waar de inflatie blijft. De buitenlanders zijn Amerika en Europa aan het verlaten met edelmetaal op zak en de koersen zullen nog een laatste keer tot ongekende hoogten stijgen. Om daarna in sneltreinvaart naar beneden te stuiken.
Het verhaal van John Law en de Mississippi compagnie is uitgebreid te lezen in Geld, goud en zilver.
Bron: Luc lcdnlf